Vanaf de tweede graad werken leerlingen steeds naar een geïntegreerde taaltaak toe aan het einde van een hoofdstuk. Ze leren zelfstandiger aan de slag te gaan zonder in te boeten aan de nodige ondersteuning. Om de taaltaak aan het einde van een hoofdstuk te kunnen realiseren, moeten de leerlingen de nodige bouwstenen beheersen en kunnen toepassen. Ze ervaren zo dat kennis geen doel op zich is, maar een middel om het communicatieve doel te bereiken.

Nieuwe kennis wordt ingeoefend op drie verwerkingsniveaus: drill- en transfer- oefeningen, communicatieve activiteiten en productieoefeningen (voornamelijk spreken, gesprek). Lessen worden telkens opgebouwd vanuit levensechte contexten en plaatsen de leerling centraal.

Differentiatie blijft erg belangrijk, zowel sterke leerlingen als leerlingen met een achterstand kunnen aan de slag met Quartier couleurs. Daarom biedt de methode remediërings- en verdiepingstrajecten aan. Remediëringspakketten op typische struikelblokken van de reeds geziene leerstof, leesdossiers en uitbreidingspakketten op woordenschat bieden alle leerlingen de kans zich verder te ontwikkelen.